Wat zijn de gevolgen van slechte huisvesting voor de moraal van de bewoners? Hoeveel academici telt ons land? Zie hier twee voorbeelden van onderwerpen die het CBS in zijn 125-jarig bestaan heeft gemeten; het eerste aan het begin van de twintigste eeuw, het tweede in 1930. Het CBS is op 9 januari 1899 opgericht als werkbureau van de Centrale Commissie voor de Statistiek (1892). Taak van de commissie was het verzamelen, bewerken en publiceren van statistieken op verzoek van departementen en andere openbare besturen. De commissie moest dat doen ‘tot steun van de regering, tot voorlichting van de wetgever, tot bevordering van de wetenschap, tot opheffing van het volksleven.’ Dat zei minister J.P.R. Tak van Poortvliet van Binnenlandse Zaken bij de installatie van de commissie op 22 november 1892. Zo kreeg de statistiek een vaste plaats in de beleidsdiscussie. De onderzoeken en statistieken van de CCS, en later het CBS, vormen sindsdien de basis voor de voorbereiding en evaluatie van overheidsbeleid.
Actuele kwesties
Volkstellingen behoren tot de oudste officiële statistieken. Ze werden al vóór de oprichting van het CBS gehouden, vanaf 1795. Ze verschaffen detailinformatie voor de statistische beschrijving van de bevolking: leeftijdsopbouw, gezinsgrootte, beroep, godsdienst, burgerlijke staat, nationaliteit. Tot 1849 zijn de volkstellingen alleen gebruikt voor het aanleggen van bevolkingsregisters, daarna voor het controleren en actueel houden van deze registers. Een volkstelling was ook de eerste grote publicatie die het CBS na zijn oprichting verzorgde. Sinds het CBS verantwoordelijk is voor de volkstelling zijn de tellingen steeds belangrijker geworden voor het evalueren van overheidsbeleid. Om die rol goed te kunnen vervullen, heeft het CBS bij elke nieuwe volkstelling vragen toegevoegd, bijvoorbeeld over de woning- en woonsituatie
Slechte huisvesting
Een belangrijk thema was de slechte huisvesting en de gevolgen voor de moraal die ‘het kleinbehuisd-zijn’ met zich meebracht: het delen van keukens en (slaap)zolders en het samen slapen van tienerbroertjes en zusjes (het CBS publiceerde hierover in 1909 een zogeheten zedelijkheidstabel). Een ander voorbeeld was de woningnood die vlak na de Tweede Wereldoorlog leidde tot ‘de trek uit de grote steden’ en het ontstaan van forensengemeenten. Eerder al was kennis van het aantal academici van belang geacht met het oog op de behoefte aan hooggeschoold kader, dat in de toekomst snel zou groeien. Het CBS constateerde in 1930 ‘een wanverhouding tussen opleiding van en behoefte aan academici.’ De tabellen konden nuttig zijn in de maatschappelijke discussie over dit vraagstuk. In de tabellen is het aantal academici onderscheiden naar kerkelijk genootschap. Uit het onderzoek kwam de relatief grote hoger onderwijsachterstand van katholieken naar voren.
Geen feitenproductie
Het CBS vond al snel dat het meer moest doen dan louter feiten uit de statistiek publiceren. Geen ‘feitenproductie ad infinitum’, schreef directeur-generaal Philip Idenburg eens, het moest de ontwikkelingen ook duiden. Dat was inherent aan wetenschappelijk onderzoek. In 1920 was in een gepubliceerde tabel bijvoorbeeld te zien hoe sinds 1870, door de verbetering van het sterftecijfer, de levensverwachting was toegenomen, en van vrouwen meer dan van mannen. Maar het CBS constateerde ook dat die stijging was gestagneerd in de laatste tien jaar. Het aarzelde niet om aan te geven wat het dacht dat de reden daarvoor was: ‘Voor de boven-15-jarigen houdt dit misschien verband met het in grote mate deelnemen der vrouw aan het bedrijfsleven, waardoor zij aan invloeden werden blootgesteld, die door den man reeds vroeger waren ondervonden.’
Elektronische gegevensuitwisseling
Voor de volkstellingen tot 1971 gingen steevast in de dagen voor en na de volkstellingsdatum vele tienduizenden tellers de straat op. Zij bezorgden de formulieren bij burgers, hielpen hen met het invullen en haalden de formulieren weer op. Vanaf 1981 zijn de gewenste gegevens opgehaald uit bevolkingsregisters en aangevuld met de uitkomsten van steekproefonderzoek. Het combineren van gegevens uit deze registraties om er samenhangende tabellen van te maken, vergelijkbaar met eerdere tellingen, was tot de elektronische gegevensuitwisseling vrijwel onmogelijk. De bulk van de data voor de volkstellingen van 2001, 2011 en 2021 komt uit de gemeentelijke Basisregistratie Personen (BRP), waaraan gegevens zijn toegevoegd uit het Stelsel van Sociaal-statistische Bestanden (SSB). Daarmee is volkstellen bureauwerk geworden. Er hoeft geen burger meer te worden ‘lastig gevallen’, de non-response is altijd nul en de cijfers zijn van goede kwaliteit.
Digitalisering
Onderzoekers kunnen de volkstellingstabellen tegenwoordig achter hun bureau raadplegen. Het CBS heeft bij het 100-jarig bestaan in 1999 namelijk alle papieren volkstellingen uit 1795–1971 laten digitaliseren. Dat is gedaan in samenwerking met de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) en het Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten (NIWI) en met geld van het CBS en de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). De 193 banden met ruim 42 duizend bladzijden vol tabellen en toelichtingen zijn allemaal verwerkt. Alle tabellen en meta-informatie zijn te raadplegen op Volkstellingen 1795-1971. en het onderwijsniveau. Met deze wisselende vraagstellingen hoopten de statistici de omvang en de ernst van actuele vraagstukken te laten zien waarvoor dringend beleid gewenst was.
- Bron: CBS